Trojaburg

Hieronder een korte samenvatting het boek van De Eeuwige ordening van Aat van Gilst met op de voorplaat een klassiek labyrint en dan alleen het gedeelte over labyrinten of Trojaburgen.

“Tot de plaatsen waar zich cultische handelingen hebben afgespeeld zullen zeker de troja- of draaiburchten hebben behoord, waarbij restanten zijn aangetroffen in vrijwel alle landen in Europa tot en met India.” Zo begint het hoofdstuk over de Troja burchten in dit boek. Let wel, er zijn slechts een zestal pagina’s die over labyrinten gaan, de rest is puur over de mythologie en religie in het oude Noord-Europa.

Troja komt van het woord dat omcirkelen of draaien betekent; trojaburchten zijn spiraalvormige labyrinten of omwindingen, meestal op of om een natuurlijke of aangelegde heuvel. Ze dateren in veel gevallen uit de bronstijd en uit de ijzertijd. Sommigen zijn geheel of gedeeltelijk bewaard gebleven, bijv. in Duitsland bij Steigra (zie https://www.google.com/maps/place/Trojaburg/@51.3032971,11.6564843,587m/data=!3m1!1e3!4m5!3m4!1s0x0:0xe45c1a942fc0f5db!8m2!3d51.3039753!4d11.6567275)
Op de spiraal- of draaivorm wijzen Scandinavische namen als Trojborg, Treiborg, Triborren en Tröiborgslot en het Engelse Troytown. In Nederland zouden de namen Dreyen bij de Paasberg in Wageningen en de Dreyen bij Oosterbeek aan een draaiburcht kunnen herinneren. In het midden van de spiraal bevindt zich doorgaans een boom of steen of beide.

Een wandschildering in de middeleeuwse kerk van Sibbo (Finland) laat een labyrint zien met in het midden een vrouwenfiguur (een wijze vrouw of godin?) die zich aan het eind van een draaiend pad bevindt en tevens aan het begin van de weg terug. Zie afbeelding rechts.
Van welke riten nu hebben de draaiburchten het toneel gevormd?

In diverse mythen komen burchten voor met vlammenwallen, zelfs ook in oude sprookjes zien we een dergelijk patroon: om Doornroosje uit haar slaap te wekken moet de held zich een weg banen door een haag van doornen.

Het motief van een godin of vrouw op een berg of in een burcht in de macht van een monster zien we in verschillende Indo-Europese mythen. Van een bouwmeester van een burcht of inrichter van een labyrint spreekt de Griekse mythe van Daedalos die voor koning Minos het labyrint op Kreta aanlegde waarin zich het monster Minotaurus bevond dat Ariadne gevangen hield tot Theseus haar bevrijdde. Bij de Noord-Germanen bouwt een reus in opdracht van de goden een burcht, doch eist daarvoor de godin Freya op. Hij wordt echter door Thor verslagen. Zo zijn er diverse verhalen, van Medea, Perseus, Heracles. Een Indische mythe verhaalt ons dat de donder- en vruchtbaarheidsgod Indra de dochter van de zon, Suya, verlost na het doden van een slang die in 99 windingen om een berg lag: ook hier weer een aanwijzing voor de trojaburcht.

Ernst Krause ziet in zijn boek Die Trojaburgen Nordeuropas (1893) de paden van de draaiburchten als voorstelling van de zonneloop; ze vertonen de vorm van spiralen of concentrische cirkels. De vorm van een slakkenhuis zou de loop van de zon door het halve jaar voorstellen met z’n steeds wijdere banen en een dubbele spiraal zou het hele zonnejaar uitdrukken. In de volkskunst was de spiraal nog lang een geliefd motief. Toen grote groepen Indo-Europeanen naar verre landen trokken, onder andere Griekenland omstreeks 2000 v.C. zullen ze ook daar labyrinten hebben aangelegd voor hun zonnecultus. Daardoor lijken de trojaburchten op Gotland op die van Kreta en Delos waar ze zijn verdwenen; maar de labyrinten op oude Griekse munten zien er ongeveer uit zoals die van Visby op Gotland. (zie afbeeldingen rechts) Volgens de vóór-Homerische zanger Olenos woonde op Delos een blond volk dat de Apollo-verering daar had ingevoerd en afkomstig was van een eiland in de noordelijke zee.

 

Homerus noemt de windingen van Helios op Delos een bezienswaardigheid; jaarlijks, bij het begin van de lente, landde op dat eiland het schip van Theseus, een plechtigheid die gepaard ging met het ontsteken van een nieuw vuur en een labyrintdans, hetgeen later om de vijf jaar geschiedde.

Overblijfselen van de trojaburchten zijn er vele in Europa, vooral in Scandinavië. Op een oude cultus die tot in de bronstijd terug reikt, kunnen restanten wijzen van dieroffers en scherven van aardewerk. Uit historische beschrijvingen van enkele beroemde Franse kathedralen die op een heilige cultusplaats zijn gebouwd, is soms sprake van een labyrint, maison Dédalus genaamd.

In de volksgebruiken leven vaak oude riten voort en daarom kan de volkskunde een bijdrage leveren aan de reconstructie van de heidense religie. In sommige paasbergen herkennen we restanten van trojaburchten die in de volksmond wel dansberg of Tansplätz heten, wat erop kan wijzen dat de riten met een dans gepaard gingen. Zo herkennen volkskundigen in ons land een overblijfsel van een labyrintdans in het vlöggelen in Ootmarsum, een reidans die op de paasberg begint.